liveincuracao.com

advertising | contact

Curacao information - LiveInCuracao.com

Letter from minister Nicolai

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2006

De Raad van State van het Koninkrijk heeft op 18 september voorlichting gegeven over de hervorming van de staatkundige verhoudingen van de Antilliaanse eilanden binnen het Koninkrijk. Ik heb u deze voorlichting bij brief van 19 september doen toekomen.

De voorlichting biedt een groot aantal nuttige aanbevelingen op vele terreinen. In deze brief beperk ik mij tot het onderdeel van de voorlichting dat betrekking heeft op de staatsrechtelijke positie van de eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Dit was ook het centrale onderwerp in de vraag van mijn voorganger aan de Raad van State. Op 10 en 11 oktober a.s. staat dit onderwerp op de agenda van een bestuurlijk overleg (miniconferentie) tussen de drie eilanden en Nederland.

De Raad geeft in overweging de drie eilanden een positie te verschaffen binnen het Nederlands staatsbestel. De Raad acht niet zonder meer het model van de Nederlandse gemeente bruikbaar, maar adviseert wel om als hoofdregel de Nederlandse wetgeving van toepassing te verklaren. Gezien onder meer de bevolkingsomvang van de drie eilanden, de grote afstand met Nederland en het insulaire karakter zullen echter van de Nederlandse wetgeving afwijkende voorzieningen moeten worden getroffen. De Raad adviseert deze gebieden daarom bij speciale wettelijke regelingen in te richten als openbare lichamen in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Een wijziging van de Grondwet is naar het oordeel van de Raad niet strikt noodzakelijk. Op den duur is grondswetswijziging wel wenselijk.

Ik kan de Raad in grote lijnen volgen in zijn voorlichting op dit punt. Dit model komt tegemoet aan de wensen van de eilanden. Zij willen een directe band met Nederland. Bovendien biedt dit model Nederland de mogelijkheid om de zorgplicht voor de verwezenlijking van de mensenrechten, de rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur op de drie eilanden waar te maken. Deze zorgplicht komt op Nederland te rusten bij afschaffing van het land de Nederlandse Antillen, waarbij de drie eilanden een directe band met Nederland krijgen. Zoals de Raad terecht opmerkt zal het alternatief, waarbij de landen binnen het Koninkrijk gezamenlijk belast worden met het bestuur van de eilanden – voor zover dit niet aan de lokale eilandelijke autoriteiten kan worden overgelaten – ondoelmatig zijn.

Hierbij teken ik aan dat de nieuwe structuur uiteraard werkbaar en efficient moet zijn, zoals uw Kamer ook heeft aangegeven in de motie-Van Fessem (TK 2005–2006, 30 300 IV, nr. 36). De afwijkingen van de Nederlandse rechtsorde dienen daarom beperkt te zijn. Uitgangspunt blijft dat zoveel mogelijk taken op eilandniveau, al dan niet in samenwerking, worden uitgevoerd (subsidiariteitsbeginsel).

Er zal zorgvuldig bekeken moeten worden op welke punten afgeweken zal moeten worden van de Nederlandse rechtsorde. Hiervoor zal op de eilanden een grondige analyse gemaakt moeten worden van de gevolgen die een directe band met Nederland met zich mee brengt. Aan Nederlandse zijde zal bestudeerd moeten worden in hoeverre en op welke wijze Nederlandse wetgeving van (overeenkomstige) toepassing verklaard kan worden op de eilanden in de nieuwe situatie en welke consequenties dit voor het Nederlandse openbaar bestuur met zich meebrengt.

Zoals de Raad in zijn voorlichting ook aangeeft, betekent een positie binnen het Nederlands staatsbestel echter niet dat het Nederlandse voorzieningenniveau en met name de sociale zekerheid zonder meer voor de eilanden zal gelden. Dit gaat ook op voor het fiscale stelsel. Dit zou niet passen binnen de sociaal-economische omstandigheden van de Caribische regio. Voorkomen moet worden dat de eilanden economisch worden geïsoleerd in de regio of worden geconfronteerd met ongewenste migratie.

Volgens de Raad biedt de Financiële-verhoudingswet in de nieuwe situatie het vereiste kader voor het toezicht op de financiën van de eilandgebieden. In de toekomst zou het toezichtregime zoals geregeld in deze wet als uitgangspunt kunnen dienen voor het financieel toezicht op de eilandgebieden. Dit is echter afhankelijk van de vraag of de voor gemeenten ontworpen wetgeving geschikt is voor de specifieke situatie van de eilanden. In eerste instantie is het echter noodzakelijk dat het financieel beheer en de begrotingsdiscipline van de eilandgebieden op orde is. Dat is nu niet het geval. Daarom zal gedurende een interim periode intensief toezicht noodzakelijk zijn.

De staatsrechtelijke positie van de eilanden staat, zoals gezegd, op de agenda van de komende miniconferentie met de drie eilanden. De inzet van de Nederlandse regering in dit bestuurlijk overleg zal gericht zijn op het maken van richtinggevende afspraken over onder meer de staatsrechtelijke positie van de drie eilanden langs de lijnen van de voorlichting van de Raad, rekening houdend met eerder genoemde kanttekeningen.

Ik deel ook de opvatting van de Raad dat het transitieproces de volle aandacht moet hebben. Dit is een complexe materie. Ik zal meteen na de miniconferentie beginnen om het transitieproces in kaart te brengen. Hierover zal ik uitvoerig met alle betrokken eilanden overleggen. Deze uitvoeringsvraagstukken staan echter een principeafspraak over de gewenste bestuurlijke vorm niet in de weg. Integendeel, indien er meer duidelijkheid bestaat over de richting kan het transitieproces concreter in kaart worden gebracht.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwingen en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï